Almost Perfect

Kirsten Geisler, Caren van Herwaarden, L.A. Raeven, Silvia B.

Nog maar enkele seizoenen geleden zorgden de programma’s 'Make me beautiful' en 'Extreme makeover' voor de nodige opschudding, ofschoon het televisiekijkend publiek toch inmiddels wel wat gewend was door de golf van reality-tv die Nederland vanaf de jaren negentig overspoelde.
De deelnemers aan deze programma’s lieten hun uiterlijk voor het oog van de camera ingrijpend ‘opknappen’ – een uiterlijk waar ze zich tegenover vrienden, familie en zelfs partners soms diep voor schaamden. Met een nauwelijks verhulde gretigheid ondergingen ze chirurgische ingrepen en gebitsreconstructies, volgden ze uitputtende fitnesstrainingen en afslankprogramma’s en gaven ze zich over aan kappers, visagisten en kledingstylisten. Soms met een lichte gêne maar doorgaans met onverbloemde trots, niet alleen ontleend aan het nieuwe uiterlijk maar ook aan het overwinnen van de pijn en aan het getoonde doorzettingsvermogen, presenteerde de ‘nieuwe mens’ zich vervolgens aan familie en vrienden, die steevast met een mengsel van ongeloof en bewondering tot tranen toe geroerd raakten. Verdwenen waren de hazentanden en haakneuzen, nekplooien en vetrollen, en ook van zakkige kleding en vet haar was geen spoor meer te bekennen. Hier stond, nog onwennig maar met toenemende zelfverzekerdheid, een nieuwe mens, waarlijk zoals die bedoeld was toen God hem naar zijn evenbeeld schiep.

De kritiek op 'Extreme makeover', 'Make me beautiful' en hun spin offs richtte zich op de vercommercialisering van de medische praktijk en de verkwanseling van de dito ethiek, de fysieke ‘onsmakelijkheid’ van dergelijke programma’s en – natuurlijk, zoals eerder – op de exploitatie van de emoties en menselijk leed. Maar de programma’s kenden ook een publiek dat gefascineerd raakte door deze hedendaagse variant van een eeuwenoud fenomeen: naast roem, rijkdom, macht en liefde is het streven naar lichamelijke perfectie een (letterlijk) klassieke obsessie, juist omdat die lichamelijke schoonheid zo vaak de voorwaarde is voor roem, rijkdom, macht en liefde. De deelnemers aan de programma’s vormden hiervoor het levende ‘bewijs’: ze voelden zich door hun lelijke of afgeleefde uiterlijk ernstig gehinderd in het sociaal-emotioneel verkeer en belemmerd in hun maatschappelijk succes. Ze vestigden hun hoop op een verandering van vorm.

Neem mee II: collage, 52 36 cm, 2005, Privé-collectie, Amsterdam.‘Extreme makeover’ groeide uit tot een begrip, een concept van verandering dat veel radicaler is dan welke afzonderlijke manipulatie van het lichaam door training, kleding en versiering ook. De transformatie van het lichaam resulteerde in een reconstructie van de identiteit en persoonlijkheid, en geluk kwam weer binnen handbereik. Maar behalve dat dergelijke programma’s vooral ‘hoop’ verkopen maken ze ook duidelijk dat het lichaam in het mediatijdperk ondubbelzinnig is toegetreden tot de visuele cultuur. Het is een ‘beeld’ geworden waarvan de zeggingskracht door tal van technieken en strategieën kan worden veranderd; een ‘beeld’ dat – in theorie - telkens opnieuw geconstrueerd kan worden door de reconstructie van onderdelen van het lichaam, in een oneindige reeks van mogelijkheden van valse wimper tot geslachtsverandering. In de tentoonstelling Almost Perfect staat het lichaam als beeld in het werk vier kunstenaars centraal die daarmee ook sociaal-emotionele concepten rond het uiterlijk blootleggen.

In de jaren negentig tekende Caren van Herwaarden (Tilburg 1961) lange tijd in de anatomische en natuurhistorische collectie van de Rijksuniversiteit Leiden. De preparaten die daar zijn verzameld dienen in de eerste plaats een wetenschappelijk doel, want ze zijn gemaakt en bijeengebracht om de menselijke anatomie te bestuderen en door vergelijking ziektebeelden en afwijkingen te kunnen vaststellen en beschrijven. Het is echter niet de anatomie op zich of de pathologie ervan die Van Herwaarden interesseerde maar meer ‘de zeggingskracht van anatomie’ want ‘het lichaam is de ruimte waar de gedachten en gevoelens wonen. De materie waarvan het lichaam is gemaakt heeft betekenis en dat geheim kan ik met schilderen proberen te benaderen’.1) Met de tekeningen die ze in de Leidse collecties maakte is ze nooit naar buiten getreden, om redenen van piëteit voor degenen die hun lichaam aan de wetenschap hebben afgestaan, maar voor haar huidige werk vormen ze nog steeds een belangrijke bron. Haar benadering van het lichaam is aards en zinnelijk, opgeladen met erotiek en spiritualiteit, en in de meest recente serie kleine aquarellen uitermate gelaagd, transparant en beweeglijk, alsof je met een röntgenbril – een klassieke kinderdroom – naar een perpetuum mobile van zich verstrengelende lichamen kijkt. Telkens duiken daar, in die kluwen van lichaamsdelen, weer die vormen en gebaren op die uitdrukking geven aan de emoties waaraan we onze menselijke waardigheid en solidariteit ontlenen: troost, tederheid, liefde, opwinding, overgave, extase - het vermogen om fysiek in elkaar op te gaan als verweer tegen verdriet, lijden en dood.

Touch me – die uitnodiging zou het werk van Caren van Herwaarden kunnen samenvatten maar is de titel van een werk van Kirsten Geisler (Berlijn 1949). Aan de wand hangt een klein LCD-scherm, gevat in een platte lijst van roestvast staal. Een vrouw slaat de ogen op, kijkt ons aan, en wanneer we van de uitnodiging gebruik maken en het touchscreen aanraken komt ze verder tot leven. Bij iedere aanraking, afhankelijk waar onze vingers haar gezicht beroeren, verandert de uitdrukking op haar gezicht. Ze lacht, kijkt bedroefd of serieus, verbaasd, vrolijk, boos en tuit haar lippen tot een kus – emoties die voor iedereen herkenbaar maar tegelijkertijd een onwezenlijke indruk maken. Touch me is versie 2.2 van de droomvrouw aan wie Kirsten Geisler sinds het midden van de jaren negentig werkt en toont de gelaatsuitdrukkingen waarover zij beschikt, als een moderne echo van de studies naar de expressions van de zeventiende-eeuwse Franse hofschilder Charles Le Brun. Met haar Virtual Beauties – in de versie 3.0 en hoger heeft zij ook een lichaam gekregen – laat Geisler zien wat er gebeurt als het ultieme schoonheidsideaal ook daadwerkelijk gestalte krijgt. De emoties van Dream of Beauty 2.2 raken ons op geen enkel moment omdat ze zo vlekkeloos en volmaakt van vorm is – de enige anomalie is haar kale hoofd – dat ze onmogelijk kan ontsnappen uit haar kunstmatigheid. Maar irreëel is haar schoonheid overigens niet, want ze leunt sterk op het stereotype vrouwbeeld dat de Westerse reclame heeft gecreëerd en waarmee door vérgaande beeldmanipulatie een kunstmatige en bijna perfecte werkelijkheid is gecreëerd die als paradoxaal ideaal de volmaakte natuurlijke schoonheid nastreeft. De volmaakte Virtual Beauty is dan ook een Natural Beauty.

De relatie tussen uiterlijk, identiteit en gedrag staat centraal in het werk van L.A. Raeven (Heerlen 1971), de kunstenaarsnaam waaronder de identieke tweeling Liesbeth en Angelique Raeven opereren. Beiden vestigden al snel een reputatie als controversieel kunstenaar door hun uiterlijk en relatie tot inzet van hun werk te maken. Voor een project in De Appel in 2000 zochten ze via advertenties een ‘ideal individual’ dat - naar hun evenbeeld - lang en graatmager diende te zijn, met onder meer onderontwikkelde secundaire geslachtskenmerken, haaruitval en ongebruikelijke eetgewoonten.. Deze selectiecriteria en de idealisering van uiterlijk en gedrag dat de kenmerken van de ziekte anorexia droeg, leidde tot heftige negatieve reacties. Er werd gerefereerd aan een ‘concentratiekampsfeer’ bij de audities en The Guardian weigerde de advertentie op grond van mensenrechten.2) Maar hiermee legt L.A. Raeven wel trefzeker bloot hoezeer norm en afwijking dan wel ideaal en werkelijkheid op gespannen voet met elkaar staan en waardeoordelen over de ‘ander’ samenhangen met de normen die binnen een sociale of culturele groep heersen. Die spanning tussen norm en afwijking is ook in Nature’s choice (2002) het uitgangspunt, een werk over twee meisjes die studeren aan een balletacademie: ‘We are interested in the ballet scene because you can see it as a subculture in society, where there are different ideas and ideals than in our (general-western) society where they would describe the ideals of the ballet world as “sick” and “unhealthy”,’ schrijven L.A. Raeven in een toelichting: ‘The ideal body for a ballet dancer is that of a girl of 10 years old, which has the perfect desirable right line for ballet. Female body shapes and curves are not preferable in getting the right shape. Ideals, which do not match with a developing adolescent body shap, at the age of 13, are very hard to swallow.’

Terwijl de koele analyse die de twee jonge ballerina’s in Nature’s Choice van elkaars lichaam maken tegelijk een gevoel van mededogen en verwondering over een andere wereld die ver van ons af staat oproepen, geven de hybride wezens die Silvia B. construeert een sterke sensatie ‘onder ons’ te zijn. Het zijn onmiskenbaar mensen – vaak kinderen of adolescenten – maar wél met sterke dierlijke trekken doordat ze bijvoorbeeld een vacht hebben en hun gezicht volledig behaard is. De associaties die ze oproepen bewegen zich ergens tussen prehistorische wezens en de buitenaardse bevolking in Star Wars. Andere figuren hebben handen en voeten die niet bij hun leeftijd of postuur passen, vertonen hermafrodiete trekken en zijn evident uit onderdelen samengesteld. De sleutel tot hun uitermate fysieke aanwezigheid is Silvia B.’s fascinatie voor de tactiliteit van huid en haar en het adembenemende waarmee ze materialen als leer, bont, haar en prothesen in haar sculpturen verwerkt, in een spanningsveld tussen het normale en het vreemde. ‘Ik heb me altijd enorm aangetrokken gevoeld tot mensen die anders zijn,’ vertelde zij recentelijk, ‘Nu heb ik dat nog heel sterk met travestieten, transseksuelen, invaliden, mannen die hun haar verven als het grijs wordt, dames met veel te veel make-up, meisjes met sterke beharing en ook mensen die zich heel opvallend kleden. Het zijn allemaal misfits die de normaliteit op proef stellen. […] Ik hou ervan als er twijfel gezaaid wordt over mooi en lelijk, goed en slecht. Over de nieuwe cosmetische mogelijkheden zijn de meningen verdeeld. Er lopen inmiddels veel oude dames met jonge gezichten rond. Voor mij zit er een enorme esthetiek in dat conflict.’3)

Ludo van Halem (2005)

Noten

1) Esther Polak, ‘Troostparade. Interview met Caren van Herwaarden’. In het Italiaans en Engels gepubliceerd in tent. cat. Caren van Herwaarden. Quando ci si avvincina / When we come close , Bondeno (Pinacoteca Civica “Galileo Cattabriga”), z.j. [2001], pp. 6-14

2) Annie Fletcher, ‘Ongemeen agressief. L.A. Raeven’, Metropolis M nr. 4 (2000), pp. 38-41

3) Ankie Boomstra, ‘De dame naast de Regentes’ in: Silvia B. in Groningen, CBK Groningen, 2004, pp. 6-13